Daar lig ik, op de tafel van mijn maatje.
Ik voel niks meer in de wervel van mijn rug
die steeds wordt open geritst.
Het voelt of ik op een operatietafel lig,
leeg gehaald word en weer bijgevuld.
Er ligt een vervelende last op mijn buik door die zware fluostiften.
De koude tafel, waar ik op lig te rillen,
en ondertussen te zonnen onder de gloeiend hete lamp.
Opeens steekt de schaar dwars door mij heen,
de lijm hangt na drie jaar nog steeds aan mijn blauwe zijkant,
door de pen die nu ook aan mijn andere zijkant lekt.
Elke dag, vir 5 ure lank
Sit ek en jy op ’n geel hout bank.
Naby ’n rivier met wilde strome,
Rondom ons is groot, groen bome.
Ek gee vir jou ’n arm band…
Ek staar na jou, en jy na my.
Ek sit jou hand binne my hand.
Soos ander ons sien van agter af,
is om wat hulle sien, die twee van ons,
met een groot glimlag.
Ons hart en siel, gevorm in een.
En van haat en kwaad het ons geen.
Craig Kampher
Laureaat secundair Zuid – Afrika
Helemaal niets
Het regent,
maar ik voel niets.
De zon schijnt,
maar geen tinteling.
Ik vraag iets,
maar geen antwoord.
Ik val,
maar geen pijn.
Geen voetafdrukken,
maar ik stap wel.
Geen schaduw,
maar ik ben er toch.
Als niemand me ziet,
niemand me hoort.
Waar ben ik dan?
Ben ik dan dood?
We keken daar omhoog naar de sterren
Ik weet nog dat ik het heel langzaam zei
“Soms wou ik dat ik daar was, heel ver weg”
En ik weet nog goed wat je antwoord was
“Waarom zou je zoiets willen?” zei je
Ik dacht nog lang na, maar wist geen antwoord
“Vind je de sterren niet mooi dan?” vroeg ik
Maar nooit kreeg ik er reactie op, jammer
Nu ben je zo ver weg dat ik twijfel
De sterren lijken verder dan vroeger
En ze laten me nu aan jou denken
Ik twijfel vaak of je wel echt bestond
Maar als ik er echt lang over nadenk
Weet ik dat het alleen verbeelding was